Autopsie, toestemming, inzage en kosten

Autopsie (ook wel klinische sectie of obductie) houdt in dat een patholoog (ook wel patholoog-anatoom) het lijk onderzoekt. Een patholoog is een arts (art. 75 Wet op de lijkbezorging (Wlb), juncto art. 14 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG)) die hierin gespecialiseerd is.

Vaak wordt autopsie gedaan op verzoek van een behandelend arts/ ziekenhuis, bijvoorbeeld om met (meer) zekerheid te kunnen zeggen waaraan iemand is overleden, om vast te stellen of sprake is van een erfelijke aandoening of van een besmettelijke ziekte. Ook kan autopsie worden gedaan in het belang van de wetenschap of het onderwijs. Uit onderstaand citaat blijkt dat autopsie in veel gevallen toegevoegde waarde heeft, zowel op individueel niveau als meer in het algemeen voor de kwaliteit van de zorg:

Wel hebben meerdere studies aangetoond dat er, ondanks moderne diagnostische technieken, discrepanties blijven bestaan tussen de klinisch vastgestelde en de bij obductie vastgestelde doodsoorzaken in een hoog percentage van de casus (Van den Tweel, 2016; Kuipers, 2014). Het doorzetten van deze dalende trend [van het aantal autopsies, MCWHvV] resulteert daarmee mogelijk tot het verlies van een belangrijk kwaliteitsinstrument in de zorg, zowel in het toetsen van kwaliteit van diagnostiek als de evaluatie van behandeling(en) (NVVP, 2014).

Nederlandse Vereniging voor Pathologie, Adviesrapport Postmortem diagnostiek (2021), p. 8

Ook als iemand onverwacht overlijdt, kan bij de nabestaanden behoefte bestaan om de doodsoorzaak te laten onderzoeken door middel van autopsie. Met name als de nabestaanden er niet van overtuigd zijn dat de opgegeven/ vermoedelijke doodsoorzaak ook de werkelijke oorzaak van het overlijden is.

Artikel 72 Wlb stelt als voorwaarde voor autopsie “dat de overledene dit heeft toegestaan” (lid 1). Is die toestemming er niet, dan kan die toestemming worden gegeven door “de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel dan wel, bij ontstentenis of onbereikbaarheid van deze, van de naaste onmiddellijk bereikbare meerderjarige bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad, of, wanneer ook deze niet bereikbaar zijn, van de aanwezige meerderjarige erfgenamen of anders van degenen die de zorg voor het lijk op zich nemen.” (lid 2).

Bij een “andere levensgezel” kan men denken aan een partner met wie de overledene samenwoonde. Een (notarieel) samenlevingscontract is daarvoor niet noodzakelijk, maar helpt wel om aannemelijk te maken dat iemand een levensgezel is. Daarnaast kan een inschrijving op hetzelfde adres bij de gemeente (de Basisregistratie personen) een aanwijzing zijn dat iemand een levensgezel was. Maar ook een niet-samenwonende partner (LAT-relatie) zou hieronder kunnen vallen.

Een codicil opstellen

De overledene kan – voordat hij overleden is, uiteraard – ook zélf toestemming geven voor autopsie. Dat kan in de vorm van een testament (opgemaakt door een notaris), maar hij kan die toestemming ook zelf vastleggen in een codicil. Een codicil (niet te verwarren met een donorcodicil, wat inmiddels is vervangen door het donorregister) is normaal gesproken een (1.) eigenhandig geschreven (dus niet getypt), (2.) gedagtekende en (3.) ondertekende verklaring, art. 19 Wlb. Voor de toestemming voor autopsie geldt de eis van eigenhandig schrijven echter niet. Wél is een eigenhandig geschreven datum en handtekening vereist (art. 72 lid 1 Wlb). Wie discussie over de echtheid van de handtekening vreest kan die laten legaliseren bij de burgerlijke stand of een notaris (daaraan zijn wel kosten verbonden). Voorwaarde is bovendien, dat de persoon die het codicil opstelt op dat moment 16 jaar of ouder is.

Ik, Jan Sterveling, geboren te Leiden op 3 oktober 1980, geef hierbij toestemming om mijn lijk aan autopsie te onderwerpen. Deze toestemming omvat ook schedelobductie.

Ondertekend te Leiden op 22 januari 2023

Voorbeeldtekst van een codicil. Hoewel de wet (art. 72 Wlb) spreekt over “sectie” heeft de term “autopsie” de voorkeur, omdat in het dagelijks spraakgebruik met sectie vaak (alleen) een gerechtelijke sectie (in opdracht van de Officier van Justitie) wordt bedoeld en niet obductie / (klinische) sectie. Veel ziekenhuizen vragen afzonderlijk toestemming aan de nabestaanden voor schedelobductie, daarom is het raadzaam om die in het codicil afzonderlijk te benoemen.

Ook zonder toestemming van de overledene of diens nabestaanden is soms autopsie mogelijk. Daarbij valt te denken aan een strafrechtelijk onderzoek of op last van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd of de Onderzoeksraad voor de veiligheid. De nabestaanden moeten daarover dan wel worden geïnformeerd (art. 73 lid 2 Wlb).

Beroepsgeheim

Na de autopsie wordt een rapport opgesteld. De inhoud ervan valt onder het beroepsgeheim van de patholoog en de arts die (of het het ziekenhuis dat) opdracht heeft gegeven voor de autopsie. Overweging 27 van de Algemene verordening gegevensverwerking (AVG) zegt weliswaar dat de AVG niet geldt voor persoonsgegevens van overleden personen, maar de basis van de geheimhouding ligt in dit geval in een andere regel. Op 1 januari 2020 is namelijk de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) gewijzigd (art. 7:458a en 7:458b Burgerlijk Wetboek (BW)). Nabestaanden (in art. 1 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) is omschreven wie dit zijn; deze definitie is niet dezelfde als in de Wlb) en anderen kunnen om inzage verzoeken op grond van een zwaarwegend belang, mits dit belang persoonlijk is.

Ook kan de patiënt zelf anderen dan nabestaanden machtigen (toestemming geven) om na zijn dood zijn medische gegevens in te zien. In verband hiermee is het raadzaam om de toestemming expliciet te vermelden in het codicil of een afzonderlijk document:

Ik, Jan Sterveling, geboren te Leiden op 3 oktober 1980, geef hierbij toestemming om inzage in en/of afschrift van mijn (medisch) dossier (als bedoeld in art. 7:454 BW) en al mijn overige medische gegeven te verstrekken aan Piet de Vriend, geboren te Rotterdam op 12 oktober 1976. De toestemming omvat al mijn medische gegevens, zonder enige uitzondering, alsmede het rapport en overige stukken die worden opgesteld in verband met eventuele autopsie.

Toestemmingsverklaring i.v.m. het medisch dossier. Hiervoor geldt een minimumleeftijd van 12 jaar.

Opdracht

Het is niet duidelijk wie opdracht kan geven tot autopsie. In elk geval kan de behandelend arts (of zijn ziekenhuis) dat doen (mits de hiervoor beschreven toestemming van de nabestaanden of de overledene er ligt). Het lijkt erop dat ook een nabestaande (in de zin van de Wlb) hiertoe zélf opdracht kan geven. Daarnaast is denkbaar dat u in uw testament de wens uitspreekt dat de executeur (sinds 01-01-2003 kunt u een executeur alleen nog benoemen in een testament, dus niet meer in een codicil, art. 4:142 lid 1 BW) of een specifieke persoon (bijvoorbeeld uw partner of uw kind) daartoe opdracht geeft.

Volmacht

Mogelijk is een alternatief – maar of dit juridisch standhoudt is de vraag – dat u zelf een volmacht aan iemand geeft om namens u na uw overlijden opdracht te geven tot autopsie. Een volmacht waarin dat expliciet is bepaald, eindigt namelijk niet door het overlijden van de volmachtgever (art. 3:74 BW): “Voor zover een volmacht strekt tot het verrichten van een rechtshandeling in het belang van de gevolmachtigde of van een derde, kan worden bepaald dat (…) zij niet eindigt door de dood of ondercuratelestelling van de volmachtgever. (…)” De derden in wier belang de volmacht wordt gegeven, zijn in dit geval de nabestaanden die belang hebben bij zekerheid over uw doodsoorzaak; het is dan wel van belang dit te vermelden in de volmacht.

Kosten

Als de autopsie plaatsvindt op verzoek van de behandelend arts/ ziekenhuis, ligt het voor de hand dat de kosten voor rekening van het ziekenhuis komen; toch is het raadzaam de afspraken hierover vooraf vast te leggen (al is het maar in een e-mailwisseling) om discussie te voorkomen. Vindt de autopsie plaats naar aanleiding van een wens van de overledene zelf (zie hiervoor onder Volmacht) of op verzoek van een nabestaande, dan is de opdrachtgever (jegens de patholoog) aansprakelijk voor de kosten. Daarbij moet niet alleen worden gedacht aan de kosten van de autopsie zelf (het onderzoek door de patholoog), maar ook bijkomende kosten van mortuarium en vervoer.

Als de autopsie plaatsvindt ter uitvoering van een wens van de overledene zelf, neig ik ernaar (maar dit kan men ook anders zien) om die kosten te beschouwen als (quasi-) “kosten van lijkbezorging” in de zin van art. 4:7 lid 1 letter b BW. Dat zou betekenen dat de kosten uit de nalatenschap betaald moeten worden (of daaruit vergoed moeten worden aan de opdrachtgever). Als het saldo van de nalatenschap daartoe niet toereikend is, zal de opdrachtgever de kosten (waarvoor hij jegens de patholoog aansprakelijk is) niet kunnen verhalen, al is denkbaar dat hij daarvoor de erfgenamen aanspreekt als zij de nalatenschap zuiver hebben aanvaard.

Conclusie

Autopsie kan duidelijkheid – en daarmee rust – geven aan de nabestaanden. Het kan daarnaast inzichten geven die belangrijk zijn voor de wetenschap. Juist in een tijd van “onverklaarbare oversterfte” zijn beide elementen van belang.

Tegelijk kan het beroepsgeheim juist leiden tot frustratie bij nabestaanden als de patholoog de uitkomsten van zijn onderzoek niet (volledig) kan delen met de nabestaanden. Om die reden is het belangrijk om al bij leven expliciet toestemming te geven voor inzage in alle medische gegevens.

Door zelf vast te leggen wat je wilt op deze punten, kun je onduidelijkheid voorkomen, juist in de emotionele fase kort na je overlijden. Ook voor betrokken artsen/ pathologen is dat prettig; zij hoeven zich dan geen zorgen te maken om tuchtklachten en juridisch gedoe.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *